|
Inleiding: bestuurlijke & waterige achtergronden
|
In het linker paneel staan links
naar afbeeldingen of documentatie. Deze links openen
een nieuw venster.
|
De Kroniek van Delfshaven is het verhaal van een stukje grond aan een brede rivier en haar bewoners.
In Julius Ceasar's "Commentarii de bello Gallico" noemt hij het gebied tussen de Rijn, haar afsplitsing de Waal en de Noordzee, Insula Batavorum: "het eiland van de Bataven"; het witte gebied op deze kaart.
De Bataven bewonen vanaf ca. een eeuw voor Chr. het oostelijk deel van dit "eiland", met name de naar hen vernoemde Betuwe. Deze Chattische stam komt oorspronkelijk uit het Rijndal, in het huidige Hessen in Duitsland. Na een stammentwist neemt men de wijk naar de lage landen ten westen. In dit gebied van moeilijk begaanbare wouden, grienden en moerassen, leidt de enige route over hetzelfde water waaraan ze wonen: de Rijn.
Zij ontginnen de streek om er agrarische nederzettingen te vormen. Legendarisch is hun dappere, maar uiteindelijk verloren, opstand tegen de Romeinen in 69-70 na Chr. Mogelijk is de benaming 'Bataven' door de Romeinen afgeleid van de naam van hun leider: Bato.
Een andere Chattische stam, de Canninefaten, vestigt zich in dezelfde periode westelijk van hen. Ook zij nemen deel aan de "Bataafse opstand".
De Chatten behoren tot het Germaanse volk; een verzamelnaam voor de volkeren van West-, Midden- en Noord-Europa met een overeenkomstige taalfamilie en cultuur. Het zelfde geldt voor de Friezen; kustbewoners met een woongebied dat zich uitstrekte van Denemarken tot halverwege Frankrijk.
In de nadagen van het West-Romeinse Rijk vindt, tussen de 3e en de 6e eeuw, in Europa de Grote Volksverhuizing plaats. Veel volkeren vallen het uiteenvallende Romeinse Rijk binnen.
Einde 3e eeuw wordt
het Bataveneiland ingenomen door Salische Franken; eveneens een Germaans volk uit het Rijndal.
Aangenomen wordt dat de Bataven en de Romeinen gezamenlijk zijn vertrokken richting Frankrijk. |
|
|
|
|
Tijdens
het bewind van de Frankische keizer Karel de Grote
(768-814) wordt het leenstelsel doorgevoerd. Na
de verbrokkeling van het grote Frankische Rijk,
gaat in Nederland de macht over naar de voormalige
leenmannen: de plaatselijke adel.
Zo ontstaan de graafschappen, waaronder ook het
Graafschap Holland.
Er volgt een voortdurende machtsstrijd tussen de
bewindvoerders.
In 1428 wordt Filips van Bourgondië ruwaard
(regent) van Holland. Later in deze eeuw bemachtigt
Filips de Goede steeds meer gewesten, zodat zich
een soort Nederlandse staat vormt. Aan het eind
van de 15e eeuw wordt Filips de Schone (afbeelding)
koning van zowel de Nederlanden als van Spanje.
Vanaf 1531 ligt het gewestelijk bestuur, namens
het Spaanse Rijk, in handen van stadhouders. |
|
|
|
|
De Rijn stroomt vanuit de Zwitserse Alpen naar de Noordzee. Onderweg wateren allerlei stroompjes, beken en rivieren op de Rijn af. In Nederland waaiert de Rijn weer uit in een aantal, deels gegraven, vertakkingen, die samen de Rijndelta vormen. Vanwege die vertakkingen draagt de Rijn, net als die vertakkingen, verschillende namen. Tussen Leiden en Katwijk heet de noordelijkste vertakking de Oude Rijn. Na Wijk bij Duurstede heet de in economisch opzicht belangrijkste tak van de Rijn achtereenvolgens Lek, Nieuwe Maas en Nieuwe Waterweg. De zuidelijke tak is de Waal en de Merwede. Ook deze rivierarm vervolgt haar weg via de Nieuwe Maas. Zelfs de benedenloop van de Oude Maas maakt deel uit van de Rijndelta. Het Haringvliet wordt als de meest zuidelijke tak van deze delta beschouwd. Het gebied waar al deze afsplitsingen van de Rijn uitmonden in de Noordzee noemt men de Rijnmond. |
|
|
|
|
Het stroomgebied van de regenrivier de Maas wijzigt
zich gedurende haar geschiedenis regelmatig. Factoren
daarin zijn de inpoldering van kwelders vanaf de
11e eeuw en de grote overstromingen in de 12e eeuw.
Wanneer
in de 13e eeuw de Oude Maas wordt afgedamd bij Maasdam
en Westmaas, krijgt de smallere Merwe
of Merwede vanaf
Dordrecht aanzienlijk meer water te verwerken. Ook vanwege de grote overstromingen verschuift de Maas richting Merwede en zij delen herhaaldelijk een stroomgebied. De naam van het westelijke deel van de Merwede verandert in Nieuwe Maas.
Ter hoogte van Vlaardingen en Maassluis komen
deze Nieuwe Maas en de oorspronkelijke - Oude - Maas samen in het Scheur en vormen de Maasmond
(ter verduidelijking: de Maasmond valt binnen het veel grotere Rijnmond gebied). Hoewel de Nieuwe Maas
op landkaarten uit de 18e eeuw nog steeds Merwe
wordt genoemd houd ik in het navolgende
tijdsoverzicht gemakshalve de korte benaming Maas aan. |
|
|
|
|
Ter
hoogte van Ruiven heet de Schie
aanvankelijk niet Schie (of Scye) maar Delf. Een
delf is een door mensenhanden gegraven vaart (delven=graven).
Deze Delf wordt rond 1100 gegraven, als afwatering
naar veenstromen zoals de Leede. De basis voor
de Delf schijnt reeds te zijn gelegd door de Romeinen.
De stad Delft, oudtijds Delf, ontleent haar naam
aan dit water. De Schiedamse Schie is in ca. 1250
gegraven. In 1348 is men gereed met het graven van
de Rotterdamse Schie. De vele bochten ontstaan doordat
bij het graven van de vaart gebruik is gemaakt van
bestaande sloten en weteringen. Het Hoogheemraadschap
van Schieland, gelegen tussen de Schie en de Gouwe,
vindt haar ontstaan in 1273, als graaf Floris V
van Holland een charter (ofwel oorkonde: een rechtsgeldig
document met bepalingen) uitgeeft waarin privileges
voor het daarin genoemde gebied zijn opgesteld.
Hiermee is hoofdzakelijk het onderhoud aan de dijken
geregeld als een wettelijke verplichting voor de
houder van zo'n oorkonde, dus de betreffende landheer.
Voor meer informatie over de Schie en vooral Overschie
kunt u terecht bij
http://www.engelfriet.net/Alie/Aad/schie.htm |
|
|
|
|
Rond
de 10e eeuw wordt Overschie (ook beschreven als
o.a. Schie, Schije of Ouwerschye) in documenten
genoemd als zelfstandige nederzetting in een veengebied.
Overschie ligt dan nog bij de monding van het stroomgebied
van de Schie aan de Merwe. Het is in 1389 deze plaats
vanwaar de bijna vijf kilometer lange "Delfshavense
Schie" naar de, zich naar het zuiden verplaatste,
Merwe (Nieuwe Maas) wordt gegraven. |
|
|
|
|
In 1150 is de Schielands
Hoge Zeedijk gereed, ter
vervanging van de noordelijker gelegen "Oude
Dijk" die nog uit de Romeinse tijd stamt. De Zeedijk volgt het traject van Maas en Hollandse
IJssel vanaf Vlaardingen tot Gouda. Vanaf Vlaardingen
valt de Maasdijk onder het waterschap Delfland.
Deze oude door monniken opgeworpen zeewering is
nog steeds aanwezig. De dijk loopt in het Delfshavense
deel van het Hoogheemraadschap Schieland vanaf Schiedam
via de Rotterdamsedijk
/ Schiedamseweg en gaat bij het Marconiplein over
in de Mathenesserdijk. De Mathenesserdijk loopt
in een wijde bocht naar de Mathenesserbrug en vandaar
langs de Delfshavense Schie naar de grote sluis van Delfshaven.
Daarna
is dijk verder te volgen over de Havenstraat en de Pieter de Hoochstraat. Via het Droogleever Fortuynplein gaat het verder over de Westzeedijk en de Schiedamsedijk. Hierna is het traject van de oude zeewering,
via de Hoogstraat, moeilijker te volgen vanwege
de na-oorlogse nieuwbouw, maar via de Oostzeedijk
loopt het verder langs de Maas en de IJssel. Het
is toch opmerkelijk dat oude infrastructuren als
wegen en dijken zo lang de tand des tijds blijven
trotseren! NB.: Op deze pagina is de locatie van de dijk ter hoogte van Delfshaven gemarkeerd. |
|
|
|
|
Rotterdam
en Schiedam en
de veenstromen Rotte en Schie - (bron http://www.aad.engelfriet.net)
Het gebied rond de monding van de Rotte werd Rotta
genoemd. Grote overstromingen aan het eind van de
12e eeuw maakten dat veel gebieden, waaronder ook
Rotta, economisch steeds minder aantrekkelijk werden
voor de landheren. Om toch aan inkomsten te komen
werd op een groot aantal plaatsen langs het water
tol geheven. Omdat water vaak een natuurlijke grens
tussen bestuurlijke gebieden vormde was dat ook
soms aanleiding tot onenigheid tussen de concurrerende
landheren uit de twee geslachten Van Voorschoten
en Bokel.
De Bokels hadden lenen ten weste van de Rotte. Vanwege
hun medeplichtigheid aan de moord op graaf Floris
V werden zij in 1296 "van hun lenen vervallen" verklaard.
Ook de Van Voorschotens raakten hun lenen in deze
periode kwijt.
De Rotte werd halverwege de 13e eeuw afgedamd ter hoogte van de huidige
Rotterdamse Hoogstraat. Er is vastgesteld dat er al 10 à
20 jaar later bewoning is geweest links en
rechts van deze provisorische dam.
(te zien op deze kaart van Rotterdam uit 1349)
De dam in de Schie (Schiedam) was ook belangrijk
voor het achterland, via de Schie kon je zo in Delft,
Leiden en nog verder komen. Schiedam kreeg al in
1275 stadrechten, zo belangrijk waren de inkomsten
voor de landheer van dat gebied. In 1299 kreeg Rotterdam
pro forma gedeeltelijke stadsrechten van Wolfert
van Borselen, alleen om Schiedam de voet dwars te
zetten. Bovendien werd een begin gemaakt met de
aanleg van een kanaal van Rotterdam naar Overschie,
dat zou gaan uitmonden in de Schie naar Delft. Met
toegang tot de Schie voor de binnenvaart kon men
nog beter concureren met Schiedam.
Helaas voor Rotterdam werd Wolfert van Borselen
op 1 augustus 1299 door zijn tegenstanders in Delft
vermoord. Toen de graaf ook kort daarop overleed,
werd de grote tegenstander van Wolfert van Borselen,
Jan van Avesnes, aangesteld als Graaf Jan II van
Holland en uiteraard trok Jan II de stadrechten
van Rotterdam weer in en verbood meteen ook het
graven naar Overschie. Meer tegenslag volgde...
In 1301 wisten de Bokels van Jan II herstel in hun
lenen te verkrijgen en dus kregen zij ook opnieuw
het bestuur over de westkant van de Rottemonding.
Het oostelijk deel, voorheen van de Van Voorschotens,
bleef onder de graaf van Holland ressorteren.
Op 25 juli 1328 werd het oostelijk deel van de monding
van de Rotte grote priveleges verleend zoals tolvrijheid
en (eindelijk) het recht een aftakking van de Schie
te graven. De groeiende handel had een gunstige
uitwerking op de rust in de regio en de nederzetting
aan de monding van de Rotte groeide mee.
Graaf Willem IV verleende op 7 juni 1340 stadsrechten
aan Rotterdam. In 1358 ontving Rotterdam toestemming
om tot ommuring over te gaan.
Schiedam en Rotterdam bleven elkaar dwars zitten.
Overstromingen werden wederzijds geweten aan het
op het verkeerde moment openzetten van de sluizen
van de Schie en de Rotte naar de Maas. De visserij
was een belangrijke bron van inkomsten, en deze
had er profijt van dat de sluizen zo lang mogelijk
dichtbleven. Door de stroming richting Maas hoopte
de vis zich op voor de sluis: even openzetten en
in een korte tijd zaten de netten vol met vis.
Uiteraard ging dit kunstje wel ten koste van de
waterhuishouding in het achterland en bij de andere
verlaten. De boel liep daar regelmatig over...
Het grootste conflict met Schiedam bleef echter
de verbinding via Overschie naar de Schie. De Rotterdamse
Schie mondde als Spui uit in de Steigersgracht en
vandaar naar de sluis in de Rotte op de Hoogstraat.
Er ontstonden problemen met de waterafvoer in het
achterland van Schiedam, daar waar de Rotterdamse
Schie uitkwam in de Delftse Schie, dus ter hoogte
van Overschie. Op hoog bevel moest in 1376 de aansluiting
op de Schie worden gedicht!
Rotterdam betaalde in 1380 een fors bedrag aan de
Graaf om de verbinding met de Schie weer open te
krijgen. Uit geheel onverwachte hoek werd echter
kort daarna roet in het eten gegooid! Om meer grip
te krijgen op de winstgevende vaart vanuit en door
Delft besloot het Delftse bestuur een eigen Schiekanaal
aan te leggen, ook vanaf Overschie, maar nu naar
Schoonderloo aan de Maas. Halverwege Schiedam en
Rotterdam ontstond de Delfshavense Schie, met een
eigen zeehaven om de grotere zeegaande schepen te
kunnen bedienen. Aan de monding van de Maas ontstond
een nieuwe nederzetting: Delfshaven. |
|
|
|
|
|
|